Derde bouwcrisis in twaalf jaar tijd

Voor de derde keer in twaalf jaar tijd dreigt de Nederlandse bouwsector in een crisis te belanden. De coronacrisis zorgt niet alleen voor een lockdown maar heeft ook sterke negatieve gevolgen voor investeringsplannen van particuliere en zakelijke klanten van de bouw. Gelet op de doorlooptijden in de bouw zal ook deze crisis zich naar verwachting uitstrekken over een periode van twee jaar. De bouwproductie zal in deze periode in totaal met ruim 15% dalen, waarbij 40.000 voltijdbanen verloren gaan. Ook als de Nederlandse economie komend jaar weer stevig herstelt, zal de bouw de negatieve gevolgen van de coronacrisis nog steeds sterk ervaren. In de periode 2022-2024 kunnen in de bouw vervolgens weer zeer hoge groeicijfers worden gerealiseerd, waarbij ook de arbeidscapaciteit weer sterk zal moeten toenemen. 

Dit concludeert het EIB in de zojuist verschenen notitie ‘Vooruitzichten voor de bouw
na de coronacrisis’.

Coronacrisis heeft grote gevolgen voor de bouw
De coronacrisis brengt de Nederlandse economie in een recessie en net als in eerdere
crisissituaties zullen hierdoor vooral de investeringen worden geraakt. Hierdoor wordt
de bouw zwaar getroffen, aangezien 70% van de productie betrekking heeft op
investeringen. De investeringen worden niet alleen geraakt tijdens de lockdown maar
nog sterker na afloop van de coronacrisis. Op het moment dat de Nederlandse
economie uit het dal omhoog komt, galmt de klap van weggevallen investeringsplannen
nog na. Bij de verkenning van de vooruitzichten voor de bouw is rekening
gehouden met een krimp van de Nederlandse economie met 5% wat ongeveer in het
midden ligt van de scenario’s van het CPB. De relatie tussen de ontwikkeling van het
BBP en het bouwvolume laat historisch een duidelijk verband zien. In bijgaande figuur
wordt die relatie getoond, waarbij tevens de uitgangspunten en resultaten voor de
periode 2020-2024 zijn opgenomen.

Figuur 1 Ontwikkeling van het volume van de bouwproductie en van het bbp in
Nederland, jaarlijkse procentuele groeicijfers, 2000-2024
Bron: CBS, EIB

Investeringen sterk onder druk
Zowel de investeringen in de woningbouw als in de utiliteitsbouw worden sterk
getroffen door de crisis. Dit betreft zowel nieuwbouw als herstel en verbouw in beide
sectoren. In twee jaar tijd dalen zowel de woningbouwinvesteringen als de
investeringen in de utiliteitsbouw ieder cumulatief met ruim 20%. Alleen het
onderhoud van gebouwen blijft in deze periode nog redelijk op peil.
De infrastructuur wordt ook zwaar getroffen en de investeringen lopen hier cumulatief
met bijna 20% terug. Dit is overigens maar deels het gevolg van de coronacrisis en
deels het gevolg van eerdere problemen rond stikstof en PFAS.

Woningaanbod zakt verder weg
Het aantal verleende vergunningen daalt naar verwachting van 57.000 woningen in
2019 naar 48.000 dit jaar. Ondanks een voorzien herstel van het aantal vergunningen
naar 65.000 in 2021, zakt het aantal woningen dat wordt opgeleverd tot 50.000 in dat
jaar. In de jaren erna kan de vergunningverlening weer sterk aantrekken, maar
doordat het tijd kost om van vergunning naar oplevering te komen neemt het aanbod
van woningen na 2021 maar geleidelijk toe.

Forse daling van de werkgelegenheid
Het productiebeeld vertaalt zich ook in een sterk verlies aan werkgelegenheid. In 2020
vertaalt het productieverlies zich nog maar beperkt in werkgelegenheidsverlies.
Niettemin gaan ook in deze situatie nog ongeveer 15.000 voltijdbanen verloren. Het
werkgelegenheidsverlies concentreert zich dit jaar nog relatief sterk bij
uitzendkrachten en gedetacheerden. In 2021 is het productieverlies groter dan dit jaar
en vertaalt het zich ook relatief sterker in verlies aan werkgelegenheid. In 2021 gaan
nog eens 25.000 voltijdbanen verloren die in dat jaar vooral betrekking hebben op
zelfstandigen en werknemers in de bouw.

Overheidsbeleid werkt neutraal uit richting de bouw
Bij het productiebeeld voor de komende jaren is uitgegaan van vaststaand en concreet
voorgenomen overheidsbeleid. De effecten van het tot nu toe voorgenomen beleid zijn
voor de bouw zeer beperkt.

Bron: Economisch instituut voor de bouw, 3 april 2020