Conjunctuurinformatie: Afzetprijzen industrie onder druk door daling olieprijs

Producenten kregen in april gemiddeld 8,2 procent minder voor hun producten dan in dezelfde maand vorig jaar. Dat becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek. De prijsdaling van olie zorgde voor lagere afzetprijzen in de aardolie- en de chemische industrie. In april kostte een vat ruwe Brentolie bijna 25 euro: ruim 61 procent minder dan een jaar eerder. Producten van de aardolie-industrie waren in april bijna 58 procent goedkoper dan in april 2019, aldus het CBS.

Ook in de kunststof- en rubberindustrie daalden de afzetprijzen. In de voedingsmiddelen- en auto-industrie, bij de machinemakers en in de elektrotechniek daarentegen stegen de prijzen op jaarbasis. Vergeleken met maart zijn de afzetprijzen van de industrie in april met 3,1 procent gedaald. De prijzen op de binnenlandse markt daalden met 2,6 procent; die op de buitenlandse markt met 3,7 procent.
 
Consumentenvertrouwen iets minder negatief
Het vertrouwen van consumenten is in de tweede helft van mei iets verbeterd ten opzichte van de eerste helft van de maand. Huishoudens zijn minder pessimistisch over hun eigen financiële situatie en minder huiverig voor grote aankopen. Tegelijkertijd verslechtert het oordeel over de economische situatie. 

De graadmeter voor het consumentenvertrouwen van het CBS komt voor de tweede helft in mei uit op min 29. Dat was bij de eerste meting in mei nog min 31. Door de coronacrisis was er in april nog sprake van de grootste daling van het consumentenvertrouwen in één maand ooit gemeten. In mei verslechterde het sentiment verder. 

Grote daling aantal gewerkte uren
Nederlanders hebben de afgelopen maanden door alle coronamaatregelen fors minder uren gewerkt dan het kwartaal ervoor. Volgens het CBS ging het in het eerste kwartaal om de sterkste terugval in bijna een kwart eeuw. In april zette de daling verder door. 

In totaal werkten Nederlanders in het eerste kwartaal 3,4 miljard uren: 2,1 procent minder dan het laatste kwartaal van 2019. In de horeca liep het gemiddeld aantal gewerkte uren per week terug van 25 uur naar 11 uur. In de zakelijke dienstverlening nam het aantal gewerkte uren juist toe en ook in het openbaar bestuur werden meer uren gemaakt. 

In april waren er vervolgens weer een stuk minder mensen aan het werk dan in de eerste maanden van dit jaar. Het aantal werkenden nam toen af met 160.000. Ook het aantal gewerkte uren zakte hierdoor verder terug. Om hoeveel uur het in totaal precies gaat, geeft het CBS niet aan. 

Minder bedrijven failliet
Het aantal faillissementen van bedrijven en eenmanszaken kwam in week 22 uit op 75: 10 minder dan een week eerder. De bouwsector had wederom de meeste faillissementen. In die branche vielen 12 bedrijven om, waaronder 2 eenmanszaken. In de industrie steeg het aantal faillissementen met 4 tot een totaal van 9. Het CBS rapporteert wekelijks het aantal faillissementen, om zo de impact van de coronacrisis inzichtelijk te maken. Sinds de jaarwisseling is over 1.651 bedrijven of instellingen een faillissement uitgesproken. Dat zijn er 53 meer dan in dezelfde periode vorig jaar. 

Omzet reisbranche fors gedaald
De omzet van de reisbranche in Nederland, met bijvoorbeeld reisbemiddelaars en touroperators, is in het eerste kwartaal met meer dan 19 procent gedaald vergeleken met een jaar eerder. Binnen de gehele zakelijke dienstverlening nam de omzet met 2 procent toe op jaarbasis: de zwakste stijging in jaren. Ondanks de coronamaatregelen die in maart van kracht werden, boekten volgens het CBS veel branches nog een hogere omzet. Dit geldt bijvoorbeeld voor de IT-sector, administratieve en juridische dienstverleners en architectenbureaus. Bij uitzendbureaus, arbeidsbemiddelaars en reclamebureaus daalde de omzet. 

Doe-het-zelf-winkels profiteren
Doe-het-zelfwinkels profiteren volop van de coronacrisis, die mensen dwingt om meer thuis te blijven. Bouwmarkten en keuken- en vloerspecialisten zagen de omzet in april op jaarbasis met een kwart stijgen: de grootste stijging sinds het begin van de metingen in 2005. 

Ook de verkoop van consumentenelektronica en witgoed (plus 12 procent) zat in de lift. Aan kleding, schoenen en lederwaren werd juist fors minder uitgegeven. De omzet van kledingwinkels daalde op jaarbasis met dik 58 procent. Aan schoenen en lederwaren werd ongeveer 45 procent minder uitgegeven. Winkels voor voedingsmiddelen zagen de omzet op jaarbasis 6 procent hoger uitvallen. De omzet van supermarkten lag 6,6 procent hoger dan een jaar eerder; die van speciaalzaken 2,2 procent. 

Verder grijpen consumenten de crisis aan om meer online te shoppen. De onlineomzet was in april 62,4 procent hoger dan in dezelfde maand een jaar eerder. Sinds de eerste publicatie van de internetverkopen in januari 2014 is de groei volgens het CBS niet zo sterk geweest. Dat geldt zowel voor de webwinkels als de zogeheten multi-channelers: winkels waarvan internetverkopen een nevenactiviteit zijn. 

De totale omzet van winkelbedrijven viel in april 1,5 procent lager uit dan in dezelfde maand een jaar eerder. Daarbij daalden de volumes met 3,5 procent.

Bron: VNO-NCW, 8 juni 2020